Teresia van Lisieux (1873-1897)

                                                   

Thérèse Martin werd geboren in Alençon in Frankrijk op 2 januari 1873, als dochter van Louis Martin en Marie Guérin. Al op jonge leeftijd voelde ze dat het haar roeping was God te dienen. Ze was uitzonderlijk vroom, maar stond ook bekend om haar wilskracht en gevoel voor humor. Ze besloot in te treden in de Karmel van Lisieux (Normandië) waar twee zussen van haar, onder wie haar lievelingszus Pauline, al eerder waren ingetreden (een derde zus zou in 1894 volgen). Op haar vijftiende trad zij  in bij de orde. In 1890 deed zij haar profes en in 1893 kreeg zij de zorg over de novicen toebedeeld. Op aanwijzingen van haar zus, die op dat moment tevens overste was, begon zij in 1895 met het opschrijven van haar levensverhaal. In 1896 werd tuberculose bij haar geconstateerd. Ze stierf op 24-jarige leeftijd aan de ziekte.

Lange jaren leefde er rond haar figuur en geschriften een golf van enthousiasme. Niet zo verwonderlijk. Thérèse leefde in een eerder bekrompen tijd. Een tijd van regeltjes en verboden. Haar ervaring ging een heel andere richting uit. Ze noemt haar inzicht haar "kleine weg". Die "kleine weg" zal wereldwijd een verfrissing worden ten opzichte van de bekrompen levenssfeer. Voor vele mensen worden haar inzichten niet zozeer een "kleine weg", maar vooral "een bevrijdende weg". Haar overtuiging is heel eenvoudig: geef jezelf uit handen, vertrouw je gewoon toe aan Gods barmhartige liefde. We moeten eerlijk zijn: ondertussen is die beweging van enthousiasme een beetje geluwd...wat minder uitbundig. Alhoewel...mensen blijven Thérèse tot voorbeeld nemen. 

De ontwapenende eenvoud die van haar afstraalt blijft mensen boeien. Ze blijft aanspreken omdat ze mensen naar de kern van het evangelie wil brengen. Aandacht voor God en aandacht voor de mensen. Aandacht voor God langsheen het gebed en de sacramenten. Aandacht voor de mensen betekent voor haar : mensen bij God brengen. In één van haar laatste gesprekken zegt ze heel duidelijk: "Ik voel dat mijn zending gaat beginnen om de goede God te doen beminnen". En die God is voor haar volop een "barmhartige God". Voor Hem moet niemand zich beter voordoen dan men werkelijk is. Thérèse weet: niethaar prestaties zijn belangrijk, maar haar eindeloos vertrouwen op God...dat is wat telt vertrouwen en                               .liefde...Thérèse kan er nauwelijks over zwijgen. Maar daarmee wil niet gezegd zijn dat het voor haar allemaal gestroomlijnd verloopt. Ze kent ontgoocheling, mislukking en onmacht. Dan wordt dat vertrouwen op God al wat moeilijker. Wie Jezus wil volgen moet bij momenten het kruis opnemen. Ook Thérèse heeft dat doorgemaakt...en wel tot in de grootste geloofsduisternis toe. Maar ze haakt niet af. Haar vertrouwen is een durvend vertrouwen. Het zet haar altijd weer op weg om met heel haar leven naar God gekeerd te staan. Zowel bij wat lukt, als bij haar falen. Ze wilde zich zonder voorbehoud en vol vertrouwen aan Gods barmhartigheid binden. Altijd opnieuw beginnen, steeds weer terugkeren naar de Bron van het leven. 

Deze op jonge leeftijd gestorven karmelietes is niet alleen door de Kerk heel vlug heilig verklaard (1925), ze kreeg in 1997 (als derde vrouw in de geschiedenis van paus Johannes-Paulus II) ook de titel van kerklerares. Haar autobiografische geschriften zijn in bijna alle talen vertaald. Wie doorheen de stijl van haar tijd kan kijken krijgt in haar geschriften een boodschap mee die naar de kern van het evangelie gaat: liefde zijn. Het brengt dichter bij God en bij de mensen. En vooral: iedereen kan het.Om haar van Teresia van Avila te onderscheiden wordt ze in de volksmond ook wel de "kleine Teresia" genoemd. Ook in het Nederlands werden de geschriften van Thérèse uitgegeven.