De Regel

De Karmelregel biedt een model van religieus leven. De tekst wordt geschreven  in het begin van de dertiende eeuw. Kluizenaars op de berg Karmel in het noordwesten van het Heilig Land vroegen patriarch Albertus van Jeruzalem om een leefregel. Zij kregen die in de vorm van een korte brief. Met deze regel brachten zij structuur aan in hun gemeenschapsleven.

De Karmelregel is niet alleen een kloosterregel, geschikt voor karmelieten en karmelietessen, maar inspireert ook gewone christenen om te leven uit het charisma van de Karmel: staan voor het Gelaat van de Almachtige.

Tekst van de Leefregel                                                                           

Albertus, door de genade Gods benoemd tot Patriarch van Jeruzalem, aan zijn beminde zonen B(rocardus) en overige broederskluizenaars, die onder zijn rechtsmacht bij de bron (van Elia) op de Karmelberg verblijven : heil in de Heer en zegen van de Heilige Geest. Menigmaal en op velerlei wijze hebben de heilige Vaders voorgeschreven hoe eenieder, tot welke Orde hij ook behoort of welke vorm van kloosterleven hij verkozen heeft, verplicht is in gehoorzaamheid aan Jezus Christus te leven en Hem getrouw te dienen met 'een zuiver hart, en een goed geweten' (I Tim. 1,5) (cfr. Hebr. 1,1; 2 Kor. 10,5).
Maar, daar gij ons vraagt u een levensregel voor te schrijven, die met uw voornemen overeenkomt en die gij in 't vervolg zult moeten onderhouden, bepalen wij het volgende:

De Priore habendo et tribus sibi promittendis

Vooreerst moet gij één onder u tot prior hebben, die tot dit ambt verkozen werd met eenparige instemming van allen of althans van het grootste en beste deel. Al de anderen moeten hem gehoorzaamheid beloven en er zich op toeleggen die beloften daadwerkelijk te onderhouden, tegelijk met de zuiverheid en afstand van eigendom (cfr. 1 joh. 3,18).De receptione locorum
Gij zult u mogen vestigen op eenzame plaatsen of waar u woongelegenheden worden aangeboden die een gunstige en geschikte ligging bieden voor het naleven van uw kloosterverplichtingen, naargelang de prior en de broeders het nuttig zullen oordelen.

De cellis fratrum

Bovendien moet ieder onder u, overeenkomstig de ligging van de plaats waar ge denkt u te vestigen, zijn afzonderlijke en afgescheiden cel hebben. Die cellen zullen aan ieder toegewezen worden, volgens de beschikking van de prior zelf en met instemming van de andere broeders of het wijzer deel onderhen.

De communi refectione


Zo nochtans dat ge in een gemeenschappelijke refter zult eten wat voor u werd ingezameld, terwijl ge luistert, waar dit behoorlijk kan, naar een of anderevoorlezing uit de H. Schrift.

De prioris potestate

En aan niemand onder de broeders is het geoorloofd, behalve met toestemming van de prior in functie, de hem toegewezen plaats te veranderen of ze met een ander te ruilen. De cel van de prior zij gelegen bij de ingang van de plaats, opdat hij het eerst degenen die er aankomen zou ontmoeten en alles wat er verder te doen staat, gebeure overeenkomstig zijn oordeel en beschikking.

De iugi oratione

Ieder moet alleen in zijn cel, of in de nabijheid ervan verblijven, ER DAG EN NACHT DE WET DES HEREN OVERWEGEN EN WAKEN IN GEBED, tenzij hij door andere geoorloofde bezigheden in beslag genomen wordt. (Cfr. Ps 1, 2; Joz. 1, 8; Joz. 1,8; 1 Petr. 4,7). 4,7).

De Horis Canonicis

Wie de Getijden met de geestelijken kunnen bidden, zullen dat doen zoals de heilige Vaders het geregeld hebben en volgens het door de Kerk goedgekeurd gebruik. Zij echter die dit niet kunnen, moeten voor de Metten vijfentwintig maal het Onze Vader bidden, met uitzondering van de zondagen en feestdagen; voor die Metten bevelen wij het genoemde getal te verdubbelen, zodat het Onze Vader dan vijftig maal moet gebeden worden. Zevenmaal echter moet hetzelfde gebed worden opgezegd voor de Lauden. Ook voor de andere uren worde telkens hetzelfde gebed eveneens zeven maal gebeden, behalve voor de Vespers, waarvoor ge het vijftien maal moet bidden.

De non habendo proprium

Niemand onder de broeders noeme iets zijn eigendom, maar alles zij onder u gemeenschappelijk en worde aan eenieder, naar gelang hij nodig heeft, uitgedeeld door de hand van de prior, of door een broeder die hij voor deze dienst heeft aangesteld. Men houde daarbij rekening met ieders leeftijd en behoeften.

Quod licet habere in communi

Naarmate uw noodwendigheden het vereisen staat het u nochtans vrij, ezels of muilezels te houden, alsook enige dieren of wat gevogelte voor uw voeding.
De oratio et cultu divinoDe bidplaats worde, als dit enigszins schikt, in het midden der cellen gebouwd. Daar moet ge, waar dit gemakkelijk kan, iedere morgen samenkomen om de Heilige Mis te horen.


De Capitulo et correctio Fratrum

Daarenboven moet ge op zondagen, of zo nodig, op andere dagen, met elkaar de instandhouding der Orde en het heil der zielen bespreken. Dan worden ook de broeders bij wie mogelijke overtredingen of fouten werden opgemerkt, daarover met liefde terechtgewezen.

De ieiunio Fratrum

Vanaf het feest van Kruisverheffing tot de dag van 's Heren Verrijzenis moet ge, met uitzondering van de zondagen, iedere dag de vasten onderhouden, behalve wanneer ziekte of zwakte of een andere wettige reden het wenselijk maakt de vasten op te heffen. Want : nood kent geen wet.

De abstinentia carnium

Ge zult u onthouden van het eten van vlees, behalve wanneer het wordt gebruikt tot herstel van ziekte of zwakte. En omdat ge op reis nogal dikwijls bedelen moet, wordt het u toegestaan, om uw gastheren niet tot last te zijn, buiten uw huizen, met vlees toebereide spijzen te eten. Op zee echter moogt ge zelfs vlees gebruiken.

Exhortationes

Daar nu echter het leven van de mens op aarde een beproeving is, en wie in Christus godvruchtig willen leven vervolging lijden, en daarbij uw vijand, de duivel, als een brullende leeuw rondzwerft, op zoek wie hij verslinden zal, moet ge er met al uw zorg naar streven, de wapenrusting Gods aan te leggen om stand te kunnen houden tegen de listen van de vijand. (Cfr. Job 7, 1; 2 Tim. 3,12; I Petr. 5,8; Eph. 6,11).
Gij moet uw lenden omgorden met de riem der zuiverheid, uw hart versterken met heilige gedachten; want er staat geschreven : heilige gedachten zullen u behoeden. Trekt het harnas der gerechtigheid aan zodat ge de Heer uw God bemint met heel uw hart en heel uw ziel en heel uw kracht, en uw naaste als uzelf. Ef. 6,14; Spr. 2,11, iux.LXX; Dt. 6,5).
In alle omstandigheden moet ge het schild van het geloof opnemen om alle vurige pijlen van de boze te kunnen uitdoven; zonder geloof immers is het onmogelijk God te behagen. Ook de helm van het heil moet op het hoofd worden geplaatst, zodat ge uw heil verhoopt van de Zaligmaker alleen, die zijn volk van zijn zonden verlost. (cfr. Ef. 6,16; Hebr. 11,6; Ef. 6,17; Mt. 1,21).
Het zwaard van de geest, dit is het woord van God, wone overvloedig in uw mond en in uw harten, en wat ge ook doen moet, geschiede volgens het woord des Heren. (cfr. Ef. 6,17; Kol. 3,10; Rom. 10,8; Kol. 3, 17; I Kor. 10,31).

De labore

Ge moet een of ander werk verrichten opdat de duivel u altijd bezig vinde en hij niet, omwille van uw ledigheid, enige gelegenheid vinde om in uw zielen binnen te dringen. Hierin hebt ge de leer en tevens het voorbeeld van de heilige Apostel Paulus, door , wiens mond Christus sprak, en die door God aan de volkeren werd gegeven tot prediker en leraar in het geloof en de waarheid : zo ge hem volgt zult ge niet kunnen dwalen. "In zwoegen en slaven, zegt hij, verbleven wij bij u en werkten dag en nacht, om niemand van u tot last te zijn; niet alsof we daartoe het recht niet hadden, maar om onszelf aan u als voorn beeld ter navolging te stellen. Bovendien, toen we bij u waren, hebben we u voorgehouden, dat wie niet werken wil, ook niet ete. En nu horen we toch dat sommigen onder u een onrustig leven leiden zonder te werken. Hen gebieden en vermanen wij in de Heer Jezus Christus om in stilzwijgendheid te werken en hun eigen brood te eten" (2 Tess. 3,7-11) (cfr. 2 Kor.13, 3; 1 Tim. 2, 7) . Dit is een heilige en goede weg; bewandelt hem. (cfr: Is.30,21).

De silentio

De stilzwijgendheid wordt aanbevolen door de Apostel wanneer hij voorschrijft in stilzwijgendheid te werken, (cfr. 2 Tes 3,12). De profeet getuigt eveneens : "Het stilzwijgen is de beoefening der gerechtigheid" En verder : "Uw kracht zal liggen in stilzwijgendheid en hoop" (Is. 30,15) (cfr. Is. 32,17). Daarom schrijven wij voor, de stilzwijgendheid te onderhouden van het einde der Completen tot de Prime van de volgende dag. En al moet het stilzwijgen op de overige tijd niet zo strikt onderhouden worden, toch zal men met grote zorg vermijden veel te spreken. Want er staat geschreven en de ondervinding leert het niet minder : "Bij het vele spreken zal zonde niet uitblijven" (Spr. 10, 19) En "Wie onbezonnen is in het spreken, zal er schade van ondervinden" (Spr. 13,3). Eveneens : "Wie veel woorden gebruikt zal zijn ziel kwetsen". (Sir. 20,8). En de Heer zegt in het evangelie : "Van ieder ijdel woord dat de mensen hebben gesproken, zullen ze rekenschap geven op de oordeelsdag". (cfr. Mt. 12,36). Laat ieder dan zijn woorden wegen en zijn mond behoorlijk in toom houden, om te verhoeden dat hij door zijn tong struikelt en tot een ongeneeslijke en dodelijke val wordt gebracht. (cfr. Sir. 28,29-30). Met de profeet lette hij op zijn wegen om niet te zondigen door zijn tong, en hij trachte ijverig en behoedzaam de stilzwijgendheid te onderhouden; want daarin ligt de beoefening der gerechtigheid. (cfr. Ps. 39{38) 2; Jes. 32,17).

Exhortatio Prioris ad humilitatem

Wat u betreft, Broeder B(rocardus), en wie ook na u tot prior zal worden aangesteld, gij moet altijd voor de geest hebben en metterdaad onderhouden de woorden van de Heer in het evangelie : "Wie onder u groot wil worden, moet uw dienaar zijn, en wie onder u de eerste wil wezen, moet uw knecht zijn" (Mc 10, 43-44; cfr. Mt. 20, 26-27).

Exhortatio Fratrum ut Priorum suum honorent

En gij, overige Broeders, moet van uw kant ootmoedig uw Prior eren, denkt daarbij niet zozeer aan hem als wel aan Christus, die hem boven u heeft gesteld en tot de leiders der Kerken zei : "Wie u hoort, hoort Mij, en wie u versmaadt, versmaadt Mij" (Lk. 10,16), opdat gij niet zoudt veroordeeld worden om versmading, maar om uw gehoorzaamheid het loon van het eeuwig leven verdienen moogt. (cfr. Ps. 65,12).
Wij hebben u deze korte woorden geschreven om voor u de levensregel vast te leggen, die gij volgen moet. Indien iemand echter méér doet, zal de Heer zelf het hem bij zijn terugkomst vergelden.
Hij handele nochtans met omzichtigheid, die de maatstaf van alle deugden is.

 

Regel overgenomen uit:Constituties en Toepassingsnormen van de Ongeschoeide Broeders van de Orde van O.-L.-Vrouw van de Berg Karmel
Provinciaal secretariaat
Karmel, Burgstraat 46
9000 Gent

 


Copyright ©  Vlaamse Karmel
Burgstraat 46
9000 Gent
Tel: 032 (0)9/225 57 87