Bezinning bij het feest van Elia. Door P.Roeland

Gepost door Paul op 20 juli 2020.

De eerste lezing van deze viering vertelt ons dat de grote profeet Elia op de vlucht slaat. Hij vlucht voor koningin Iezebel die hem wil doden. Hij vlucht de eenzaamheid van de woestijn in; een eenzaamheid die zich ook meester heeft gemaakt van zijn ziel. Hij voelt zich door iedereen verlaten, zelfs door God. Het is de nacht van verwarring, van twijfel en van angst. Jahwe had hem bezield en gedreven, wonderen voor hem verricht. Elia steunde op de kracht van zijn geloof. Maar nu moet hij zijn leven in veiligheid brengen in onzekerheid. Hij voelt zich totaal verslagen. Nadat hij een dag de woestijn is doorgelopen gaat hij onder een bremstruik zitten en zegt: ‘Het wordt mij te veel, Heer, laat mij sterven, want ik ben niet beter dan mijn vaderen’ Elia is hier het prototype van vele mensen van onze tijd. Men ziet het niet meer zitten. Er zijn zoveel redenen om je zorgen te maken. Je zou af en toe wel onder de bremstruik weg willen kruipen om niets meer te zien of te horen van al die onheilspellende dingen die van alle kanten op ons afkomen. En toch, als we durven kijken met een open blik, zien we hoopvolle tekens die genezend kunnen werken tegen dit bremstruik-pessimisme. De woestijntijd van deze jaren kan een louteringsfase zijn, waarin wij worden voorbereid op een diepere en mooiere fase waarin God meer centraal komt te staan in het leven van de mens en onze geschiedenis. God laat de profeet niet in de steek. Hij moet verder, voortbewogen door een geheimzinnige kracht waarmee de Heer hem sterkt. God zal ondanks alles aan het einde van de weg staan. En op het einde van zijn tocht zoekt hij de spelonk waar Jahwe ook aan Mozes verscheen. Ook Elia mag er God zien, niet in de orkaan, in de aardbeving of het vuur. ‘Na het vuur kwam het ruisen van een zachte bries’ (1 Kon 19, 12). Dieper dan ooit was Elia teruggeworpen op de afgrond van zijn nietigheid, maar in die afgrond komt God hem tegemoet: zacht als een avondbries. Door de strijd in de woestijn is zijn hart een zwijgend openstaan geworden voor het grote stille leven dat alle mensen vervult. Het is een verrijzenismoment, het begin van een nieuw leven. Elia is binnenin zo stil geworden dat alles in hem afgestemd is op het ruisen van die alom tegenwoordige levende stilte. Elia kent nu Gods diepste geheim. Hij is een stilte die eindeloos dieper is dan al ons lawaai, eindeloos zacht en mild. Elia heeft zijn gelaat bedekt met zijn mantel, in een gebaar van heilige eerbied en schroom. Gods Geest doorademt hem. Hij is van binnen één volgzame overgave geworden en nu kan hij van Jahwe een nieuwe zending ontvangen. Elia moet zijn geest meedelen aan anderen. Wie God ontving in zijn ziel kan zich slechts laten vergoddelijken, steeds meer Gods bezit worden en de weg bereiden naar dezelfde ervaring. Zo is Elia ons voorbeeld: de contemplatief met een zending.

P Roeland Van Meerssche OCD