INTERVIEW MET TERESIA VAN AVILA-KENNER KARMELIET PROF. DR. HEIN BLOMMESTIJN

Gepost door Paul op 14 oktober 2021.

Interview met Teresa van Avila-kenner en karmeliet prof.dr. Hein Blommestijn:

Hein Blommestijn is geschoeid karmeliet, hoogleraar in de Mystieke Theologie aan de pauselijke Gregoriana universiteit te Rome en stafmedewerker van het Titus Brandsma Instituut te Nijmegen. Het Titus Brandsma Instituut is een onderzoeksinstituut voor de studie van spiritualiteit en mystiek, in 1968 opgericht door de Katholieke Universiteit Nijmegen en de Orde van de Karmelieten, ter nagedachtenis aan hoogleraar en karmeliet prof.dr. Titus Brandsma (1881-1942). Op het instituut werken bijna twintig mensen, van wie er zes karmelieten zijn die in een kloostergemeenschap wonen. Daarnaast zijn diverse medewerkers in andere vormen verbonden aan de Karmelorde. Hein Blommestijn is geschoeid karmeliet maar draagt alleen een habijt bij specifieke liturgische gelegenheden of professies. Ook in zijn tijd bij de Karmel in Rome in de jaren zestig werd slechts een habijt bij het officie, het koorgebed, gedragen en zeker niet buiten de deur. Bovendien liep hij als geschoeide karmeliet altijd op sandalen terwijl vele ongeschoeide collega-broeders schoenen droegen…

Hij legt uit hoe de orde van de ongeschoeide karmelieten ontstond en hoe klein het verschil tussen de geschoeiden en ongeschoeiden was en, zeker tegenwoordig, is:

'Vaak wordt gedacht dat de ongeschoeide Karmel ontstond als een reactie op de lauwheid bij de geschoeiden, maar dat klopt in feite niet, het ligt veel compexer. De karmelietessen zijn in de vijftiende eeuw ontstaan uit een vorm van begijnendom in Gelre, in de omgeving van Luik en later ook in Bretagne. Het was de tijd van Nicolaas Cusanus en er werd door Rome druk uitgeoefend om begijnen, in feite ‘religieuze vrouwen in het wild’ aan een orde te koppelen, in dit geval de Karmelorde. Zo ontstonden er op steeds meer plaatsen gemeenschappen van vrouwelijke karmelieten. In de tijd van Teresa was de leefvorm van deze karmelietessen nog halfslachtig; ze leefden wel in een klooster maar ieder in een eigen huisje of op een eigen verdieping, een leefvorm die het midden hield tussen een slotklooster en een begijnhof. Teresa komt in de loop der jaren echter tot het inzicht dat een contemplatief leven een stuk afgeslotenheid vereist. Daarmee bedoelt ze niet zo zeer dat de zusters binnengehouden moeten worden, als wel dat de buitenwereld (denk hierbij bijvoorbeeld aan de rijke ‘sponsoren’ van kloosters) buitengehouden dient te worden.

Teresa vertaalt de nieuwe cultuur in Spanje, die in die tijd ontstaat door o.a. de ontdekkingsreizen, naar een nieuwe spiritualiteit. Haar nieuwe orde is dus veel meer een vernieuwende beweging dan een conservatieve beweging die terug wil naar de fundamenten of de oude regel. Juist de nadruk op het contemplatieve leven is haar oriëntatiepunt, en niet de ‘oudste regel’, die overigens niet eens bestaat bij de Karmelorde omdat die al lang geleden verloren is gegaan bij de verhuizing van de orde van Palestina naar Europa. De oudst bestaande regel dateert daardoor van 150 jaar na de oprichting van de orde. Maar wat Teresa doet is nadenken over waar zij als karmelietessen mee bezig zijn, hoe dat leven veel meer contemplatief georganiseerd kan worden en - en dat is ook een vernieuwend aspect - het invoeren van de methodische contemplatie, die bij de Moderne Devoten vandaan kwam maar die Teresa vertaalde naar een nieuwe vorm. Dat hield in dat men in de ongeschoeide karmelietessenkloosters ’s ochtends en ’s avonds een uur meditatie invoerde.'

Dus als ik het goed begrijp begon de orde van de ongeschoeide karmelieten officieel met de ongeschoeide karmelietessen onder Teresa van Avila en kwam daar met Johannes van het Kruis de mannelijke tak bij?

 

'Ja, dat klopt. In eerste instantie waren het leken, begijnen, die met de Karmel verbonden waren en vervolgens karmelietessen in de strikte zin werden. Het oudste karmelietessenklooster is in Bretagne, maar daar liepen de zusters elke dag naar de kerk van de mannelijke karmelieten om daar de mis bij te wonen. Dus die mochten de deur nog wel uit. Maar wat Teresa eigenlijk doet is besluiten: ons leven is primair contemplatief en dat vereist afgeslotenheid, en Jan van het Kruis neemt dat over. Na de dood van Teresa wordt de orde onafhankelijk, mede door politieke spanningen, maar later begrijpt eigenlijk niemand meer waarom het twee verschillende ordes moesten worden. Er is weinig verschil, er bestaan geen karmelieten die ‘niet hervormd’ zijn, die scheidslijn is nu echt fantasie geworden. Formeel bestaat hij, maar er is hooguit sprake van een iets andere sfeer.'

Waarom hebt u voor de Karmelorde gekozen?

'Als je jong bent zet je bepaalde stappen meestal op pragmatische gronden en kun je dat soort keuzes nog niet echt maken. Maar ik kan nu stellen dat mijn interesse voor de Karmel samenhangt met de spiritualiteit en mystiek. Er bestaat nauwelijks een andere orde die zo volledig gecentreerd is op spiritualiteit en mystiek, waarin je voortdurend met God bezig kunt zijn. Mijn eigen specialisme is de Franse mysticus Jan van de Heilige Samson geworden, een blinde geschoeide karmeliet, maar internationaal ben ik een Jan van het Kruis-specialist. Daar zie je dus ook weer dat de geschoeiden en ongeschoeiden door elkaar lopen. En ook Teresa behoort natuurlijk tot diezelfde Karmeltraditie.'

Van Teresa zijn beschrijvingen bekend van visioenen, extases en zelfs levitaties; was hiervan ook sprake bij Jan van het Kruis?

 

'Nee, bij Jan speelde dit zeker niet. Teresa vertelt weliswaar over dergelijke ervaringen maar de vraag is natuurlijk of het feitelijk zo was of een manier van haar om iets te vertellen. Jan van het Kruis was zeer spartaans en sceptisch en moest weinig van dergelijke zaken hebben. Teresa zelf was er overigens ook bescheiden over en vertelde dat zij het zelf niet wilde maar er niet aan ontkwam; dat ze bepaalde ervaringen had die zich vertaalden in lichamelijke reacties, zoals tranen of anderszins.'

Wat vindt u het meest waardevolle dat Teresa de mensen en de Kerk heeft gebracht?

 

'Qua karakter was zij heel anders dan Jan van het Kruis: zij was extravert, hij was introvert. Maar zij was veel meer een organisator dan hij. Daardoor heeft ze in een aantal jaren vele kloosters gesticht. Wat ook interessant is, is dat we bij haar verschillende mystieke tradities in elkaar zien grijpen. Mede door de Joodse wortels van haar ouders en grootouders - Teresa kan in mijn optiek zonder meer een Jodin genoemd worden - zijn er bij haar ook duidelijk sporen van de Joodse mystiek te vinden, zeker in het Kasteel van de ziel, net als sporen van Eckhart en van de islam. In de zeven verblijven van het kasteel van de ziel zie je de Joodse mystieke traditie heel duidelijk meeklinken. Teresa wijst daarin de weg naar binnen en naar het laatste verblijf waar God verblijft, de kern van de ziel. Dit sluit perfect aan bij de Joodse mystieke traditie, maar ook bij de islamitische en tegelijkertijd ook de Nederlandse traditie. Het is van Jan van het Kruis bekend dat hij Ruusbroec las. En bij Teresa zien we heel duidelijk de ‘grond van de ziel’ van Eckhart terug in haar ‘zevende verblijf’ in het Kasteel van de ziel. Ik vind dat persoonlijk ook haar mooiste werk, samen met het gedicht ‘Zoek jezelf in Mij’:

Ziel, zoeken moet je jezelf in Mij,
en Mij moet je zoeken in jezelf.

Zo heeft, o ziel, de liefde
jouw beeld in Mij kunnen prenten,
dat geen wijs schilder,
met al zijn meesterschap,
dat beeld zou kunnen maken.

Jij werd uit liefde geschapen,
mooi, knap en zo diep
in mijn binnenste getekend, dat,
als jij jezelf verliest, mijn lief, ziel,
jij jezelf moet zoeken in Mij.

Ik weet, als jij je ooit zou vinden
getekend in mijn hart
en zo naar het leven uitgebeeld,
dat het je verheugen zou,
bij het zien van jezelf,
je zo prachtig getekend te zien.

En mocht je soms niet weten
waar je Mij zult vinden,
dwaal dan niet van hier naar ginds,
maar, als je Mij vinden wilt,
moet je Mij in jezelf zoeken.

Want jij bent mijn onderdak,
jij bent mijn thuis en verblijf,
en daarom klop ik altijd bij jou aan,
wanneer ik vind in jouw gedachten de deur gesloten. 

Buiten jezelf hoef je Mij niet te zoeken,
want om Mij te vinden
zal het genoeg zijn Mij alleen maar te roepen;
Ik zal dan zonder talmen naar jou toe gaan
en Mij moet je zoeken in jezelf.



Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Hein Blommestijn.