MEDITATIE BIJ GOEDE VRIJDAG P.Piet Coucke OCD

Gepost door Paul op 10 april 2020.

Oud Goud

 

Wij hoorden ervan toen we nog maar amper konden lezen. Met Goede Vrijdag las de meester ons het verhaal voor: hoe Jezus onschuldig werd veroordeeld en dood moest , in de ogen van de Joden. Hoe de Romeinse bezetter daartoe toelating gaf en hoe Hij, alleen zijn kruis dragend naar de plaats die Golgota heet, het executieplein, werd gestuurd om daar aan een kruis te worden genageld… tot Hij eraan stierf.

Ik kan me niet meer herinneren wat ik daarbij voelde. Ik was acht, misschien, en wat weet een kind van acht over de dood ? En wat weten wij ervan na zoveel jaren en zoveel doden die wij met name hebben gekend ? Vragen blijven vragen en zo is het ook met Jezus’ sterven. Wie daar schuld aan had, waarom het zo moest gaan. Eén zaak is in elk geval duidelijk, alleen voor wie thuis is in de Schrift: het lag in de lijn van de verwachtingen. Gezien de context, gezien de roem die Hij onder gewone mensen had verworven, gezien de belangen van machthebbers en beleidsmensen en gezien het feit dat Hij er zelf op aanstuurde, Jezus. Hij trad op als profeet en wist hoe het met profeten afliep. En toch wist Hij zich gedreven door… wat God wil, zei Hij meer dan eens. Maar wat God wil, daar heb je het raden naar, tenzij je Hem tot jou hoort spreken, tenzij de Schrift op je leven wordt gelegd en het Woord je drijft. Naderhand, toen alle leed geleden was, toen Hij niet in de dood bleef maar uit die dood was opgestaan, was het ook voor wie er tot dan toe niets van hadden begrepen zonneklaar en ging ook voor hen de profeet Jesaja, alleen nog maar spreken over Hem, over Jezus. Wij zullen die tekst, over de lijdende Dienaar opnieuw horen in de week voor Pasen:

 

…Hij had gestalte noch luister, zodat wij naar hem konden zien, geen voorkomen zodat wij hem zouden kunnen begeren. Veracht en door de mensen verstoten, man van smarten en door lijden gerijpt. Als een die zijn gelaat voor ons heeft verborgen, veracht en door ons niet geteld. Toch waren het onze pijnen die hij droeg, en onze smarten die hij op zich nam… Hij is doorboord om onze zonden, mishandeld om onze misdaden, want op hem rust de straf voor ons heil en door zijn striemen is er voor ons genezing…

 

En sindsdien hebben gelovigen van alle tijden en vele soorten kerken Jesaja nooit over iets of iemand anders horen spreken dan over…Jezus én tegelijk, in één adem, over ons. Dat heeft de middeleeuwse vroomheid met nadruk gedaan want zij legde het accent op jezus’ menselijkheid: zijn geboorte en zijn sterven. Misschien vooral omdat ze zich zelf daarin het makkelijkst herkende.

In onze streken kwam de nadruk op de Bijbel er vooral door de opwekkingsbeweging die ik hier al een andere keer vermeldde: de” Moderne Devotie, uitgedragen door Geert Groote en de zijnen vanuit Deventer aan de IJssel.

Geert Groote werd er in 1340 geboren. En de wijze waarop hij in zijn leven aan de navolging van Christus gestalte had gegeven bleef mensen inspireren. Ook toen de kerk, zijn kerk uiteenviel in vele verschillende bewegingen die verklaarden de waarheid te bezitten en andersdenkenden meenden het zwijgen te moeten opleggen. Berouw, boete, gebed en lofprijzing, de dingen die hij had benadrukt, bleven zó centrale themata, als ook de meditatie over de verlossing door de menswording van Christus, zijn lijden en opstanding. Eén van die nazaten van protestantse huize die z’n bakermat had in dezelfde stad als Groote, was Revius, geboren in 1586 als zoon van de burgemeester daar. De stad was inmiddels terug in Spaanse handen overgegaan en alle sympathisanten van het “nieuwe geloof” deden er goed aan veiliger oorden te zoeken. Zo kwam de kleine Jakob Reefsen – zo was z’n ware naam – in Amsterdam waar hij verder opgroeide. Hij ging vandaar theologie studeren in Leiden en trok naar Franeker, destijds bekend om zijn universiteit. Op studiereis in Frankrijk raakte hij in de ban van de renaissancedichters die hem blijvend zouden beïnvloeden. Nadien keerde hij als predikant naar Deventer terug via Zeddam en Winterswijk waar hij heel korte tijd het Woord bediende. Predikant dus maar tegelijk bibliothecaris van de stadsboekerij en rector van het Atheneum. Hij werkte ook mee aan de Statenvertaling, de vertaling van de Bijbel opgedragen door de Staten-Generaal op de Synode van Dordrecht (1619). Daarnaast publiceerde hij ook zijn voornaamste bundel: “Over – IJsselsche Sangen en Dichten” in 1630. En ook al liep hij wat graag te koop met zijn kennis van oude en hedendaagse schrijvers, was hij voor z’n geloofsgenoten te geleerd naar hun smaak, dat ene sonnet dat de tijd overleefde, dat protestanten met katholieken verenigt, was allesbehalve ver gezocht of duister, integendeel.

Hier komt het…

 

t' En zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u cruysten

noch die verradelijck u togen voort gericht,

noch die versmadelijck u spogen int gesicht,

noch die u knevelden, en stieten u vol puysten,

 

‘t en sijn de crijchs-luy niet die met haer felle vuysten

den rietstock hebben of den hamer opgelicht,

of het vervloecte hout op Golgotha gesticht,

of over uwen rock tsaem dobbelden en tuyschten;

 

lck bent, ô Heer, ick bent die u dit heb gedaen,

ick ben den swaren boom die u had overlaen,

lck ben de taeye streng daarmee ghy ginct gebonden,

 

De nagel, en de speer, de geessel die u sloech,

De bloet-bedropen croon die uwen schedel droech:

Want dit is al geschiet, eylaes! om mijne sonden.

 

Een gedicht dat zich laat lezen zoals een meditatie, aanbevolen bij de lectio divina, van de woorden die Revius bij Jesaja vond: “Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheid is hij verbrijzeld, de straf die ons de vrede aanbrengt was op hem…” En daarom schrijft hij daarboven bij wijze van titel: Hij droech onse smerten. Waar wij verbijsterd verder lezen en innerlijk misschien in opstand komen want waar was ik dan wel, daar in Jeruzalem, ik heb het in geen geval gedaan, en waar wij eeuwen naeen naar de Joden wezen, het heidense Rome waar ik geen uitstaans mee heb, daar duikt Revius hier in die woorden van Jesaja en gaat er niet voor op de vlucht. Nee, integendeel: “ ick bent, ô Heer, ick bent”, heel persoonlijk zonder exhibitionistisch te worden én tegelijk, al heeft hij dat alles doorleefd en weet hij er zichzelf ten hoogste bij betrokken, hij verdwijnt toch in het koor dat op de achtergrond meeklinkt om te spreken voor ons allen. Het kwaad is immers een realiteit die boven hemzelf uitgaat, die onafhankelijk van hem bestaat, maar ook hemzelf betreft, met huid en haar. Alsof de predikant die hij is, zich tegelijk tot de gemeente richt: “Wil je weten hoe je op Golgota behoort te staan tegenover de Gekruisigde, hoe je met de kruisaanbidding dient om te gaan  –  aanbidding, want zo heet de verering van het Kruis met Goede Vrijdag -? Wel, kijk, doe gewoon als ik!” al zou hij dat laatste, een stuk hout aanbidden als rechtgeaarde calvinist nooit hebben gedaan. Hij mediteert bij zichzelf, Revius, dat doet hij voor zichzelf, maar hij is zich bewust dat er meerderen zijn, achter hem en naast hem. Hij wil het individu in die massa bereiken, de unieke emoties wil hij raken door zelf als identificatie-figuur op te treden.

Daarom wordt hij nergens, ook hier weer niet, ál te persoonlijk. Het blijft een raden naar wat hij kan hebben bedoeld met geessel of boom. Wanneer was hij nagel, in welke omstandigheid de speer ?

De ander, wij dus, moeten ons niet gehinderd voelen om mee te bewegen met de gedachten en emoties die het vers verwoordt.

Wat Revius hier zegt, je kan het hem gewoon nazeggen en dat dien je ook te doen, als ik Dave niet tegen wil spreken. Dave is tweeëntwintig, woont in Middelburg (Zeeland) en liet zich in een interview ontvallen: “Als je de Bijbel plat leest, dan houd je jezelf erbuiten. Het gaat erom dat je jezelf erbij betrekt, anders wordt geloven een soort literatuurstudie.”

En of hij gelijk heeft !

 

P. Piet Coucke  OCD