NAAR AANLEIDING 100 JAAR KARMELIETENKLOOSTER BERCHEM

Gepost door Paul op 02 januari 2020.

Het eeuwfeestjaar "19” loopt op z’n einde ongeveer zoals dat allereerste jaar dat hier op Luythagen karmelieten kwamen wonen. Precies een eeuw geleden, maar we kunnen er toch nog iets over kwijt dank zij het uittreksel van een brief die RP. Augustin schreef – in het Frans dan nog wel – en dat ook zo in “Karmelklokje” terecht kwam. Je weet nog wel, het familieblaadje dat ooit als frontblaadje onder jonge karmelieten de ronde deed. Ik vertaalde een eerste stukje uit het Frans en een groter deel uit het Engels. De beide gaan duidelijk over eenzelfde gegeven: “Christmas at Carmel Luythaegen”. De eerste kerstviering alhier. Het verslag ervan was gedateerd: 31 december ’19: …Onze Kerstmis was prachtig! In heel mijn leven maakte ik nooit zo’n kerstnacht mee. Zó schitterend, zó eenvoudig en zo roerend tegelijk. Onze parochianen spreken er nog van. Ze komen mij een mooie lamp beloven om vóór het H. Sacrament te branden in de nieuwe kapel; tonen zich héél tevreden en zeer toegewijd en vinden het heel spijtig dat wij vertrekken – maar ik niet!! (dixit P. Augustinus, maar waar hij op zinspeelt kon ik niet meer achterhalen.) …Kerstmis in de Karmel van Luythaegen was een viering vol van een aparte eenvoud, de eerste in het kleine kloostertje. Om 4 uur al was de kleine kapel getooid voor het feest met hulst en chrysanten rond de kansel en P. Augustinus bezig met de kribbe onderaan het altaar. Weinig plaats, maar een straal van elektrisch licht verving de ster van Betlehem en bleek net zo sprekend. De Paters Augustinus en Gerardus zongen het officie vlak vóór de middernachtmis met zo’n devotie dat het feit dat ze daar alleen stonden, zonder een grote gemeenschap niet eens opviel. De Middernachtmis werd gecelebreerd met publiek; groot succes, want overal zaten mensen, tot in de sacristie toe en hun devotie was aanstekelijk, zó zichtbaar aanwezig. Aller aandacht ging naar het Goddelijk kind. Ter heilige tafel naderen was nogal moeilijk, maar volmaakte orde en liefde zorgden ervoor dat het kon. De muziek was buitengewoon, de organist ging met nauwgezetheid en expressief te werk terwijl P.Augustinus zijn H.Mis opdroeg. Even zoet was het “Vlaamsche Volkslied”, een Vlaams kerstlied gezongen na de mis door dezelfde pater. Vensters moesten opengemaakt tijdens de mis, de hitte was gewoon té groot, het gaf de hele scene dat lieflijk schilderachtige, zelfs het zicht op de bomen in de tuin deden denken aan de tuin van Eden. De hele Kerstdag lang was echt een dag van aanbidding bij het Kerstekind. Alle diensten werden bijgewoond en duidelijk zeer gewaardeerd. Bij de zegen werd Pater Augustinus’ woordje over het Goddelijk kind goed, en met respect en aandacht beluisterd. Gods zegen over de inspanning van beide paters en de voortgang van dat kleine klooster in Luythaegen! - De Advent van P. Archangelus - En dan stond daar op de volgende bladzijde (blz. 215) van het Karmelklokje, nr. 55 van schrikkelmaand 1920, vlak na het relaas van die eerste kerstnacht: “Aankomen van den E.P. Archangelus te Luythaegen”, alsof hij Sinterklaas in eigen persoon was of de koning die aan komt rijden met een hele escorte. Alhoewel, Archangelus kwam op z’n eentje, hoogstwaarschijnlijk per spoor. Hij schrijft er eigenhandig het volgende relaas over en tekent met Fr.Archangelus a R C. (die laatste letters zijn voor buitenstaanders geheimtaal, karmelieten lezen ze als Regina Carmeli: Koningin van de Karmel). Hier komt het verslag: … omtrent 11 uur kwam ik hier te Antwerpen aan. ‘k Hoorde mensschen van den anderen kant zeggen: “Welk een aardige pater is mij dat!” Wij staan hier bekend onder den naam van “Paters van Luythaegen” – Na een uur tram kwam ik aan bij ons “kasteel”. Zeer wel is het gelegen in eenen eertijds schoonen engelschen hof. Eerst ging ik O.L.Heer groeten en zijnen zegen afbidden in het kapelleken. Dan zonder bellen noch kloppen kon ik tot boven het “kasteel” geraken. – Zoo, zoo, dacht ik, ’t is hier “vrijen ingang”, dat gaat goed. Op de tweede verdieping vond ik pater Augustinus en Gerardus en broeder Elizeus en Paulus rond den kachel vergaderd. Wij gaven elkander den broederpax en begonnen met te vertellen. Intusschen had broeder Elizeus een goed (sic!) maaltijd bereid en ik ging naar den refter. Arm en klein is hij, doch niets ontbreekt eraan. Pater Gerardus heeft gezorgd om alles zoveel mogelijk gereed te stellen. Na het noenmaal bezochten wij ons “kasteel”. ’t Is redelijk groot en kan wel 12 paters herbergen. De cellen zijn zoo groot als kamers. De refter en de keuken zijn in den kelder aangelegd: er is daar volop overstrooming en men gaat er naar toe op “passerellen”. Toen ik van de “inspectie-ronde” terugkwam, begeerde ik mij wat ter ruste begeven. Verwonderd vond ik in mijn bed een alarm-trompet en een groot puntig breekijzer. Wat beduidt dat ? dacht ik. Na de (sic!) rustuur vroeg ik naar uitleg daarover aan broeder Elizeus – Zoo ’t schijnt zitten wij hier op eenen slechten hoek, want overal rond hier gestolen en de Paters hebben den naam van rijk te zijn. Oh! nu begrijp ik waarom men mij naar hier zond. Ieder slaapt hier gansch gewapend. Broeder Elizeus met eenen geladen revolver onder zijn hoofdkussen. Brrr! Hij heeft als eens eenen ganschen nacht op wacht gestaan! Elkeen houdt een oog in ’t zeil ’s nachts. Nadat de sterkste man uit Gent is aangekomen (hier spreekt de auteur over zichzelf) behoeft men niets meer te vreezen. Dus mijn eerste werk ofte officie is gendarm ende nacht wachter en ik mag zeggen gelijk men las van Generaal Foch “on a bien choisi l’instument.” Laat ze maar komen! “On les aura! – Quos ego!... Nu op ernstige zaken terug… Hier zal er menschelijk gesproken niet veel verstrooiing te vinden zijn maar O.L.H. zal dat tekort kunnen invullen. Gisteren avond las ik ’t officie (het koorgebed of brevier) gansch alleen in de kapel. Voor het gebed waaren wij met twee Br. Elizeus en ik, (’s avonds bidden karmelieten na de vesper een uur in stilte) wat heb ik aan u gedacht, o Beati! Dezen morgen zing ik de mis van O.L.V. Pater Gerardus verving het koor en zong gansch alleen de Mis, “Proprium” en “Commune”. Hij heeft zelf de muziek van het “Proprium” gemaakt en ’t is “splendid”?? Ik ben nog niet teruggekeerd van de gemoedstemming die onze scheiding in mij teweeg bracht. De laatste dagen die ik te Gent doormiek aanzie ik als de hardste in mijn kloosterleven. Veel geestdrift voel ik niet, edoch aan moed ontbreekt het mij niet. Wij staan ervoor en moeten erdoor ! In nomine Domini, jusqu’au bout… Mijn wil is bepaald tot Christus; determinatum ad unum et hoc unum est Christus ! Bidt wel dat ik in zijne liefde en sterkte moge volharden tot ’t laatste toe en zoals ik dikwijls zeg tot O.L. Heer, dat ik in den Hemel niet wil komen zonder u, vraagt Hem dat wij ten minste in Hem verenigd blijven in aeternum ! Tja, bij ’t lezen van deze “cri du coeur”, die hartekreet, begrijp je misschien iets beter dat kloosters, gebouwd in “eremo” soms toch wel eens héél letterlijk mogen gelezen worden. Een gemeenschap van op en af vier man, temidden der wildernis, inbrekers en dieven achter elke boom in de tuin, en jullie weten hoe groot die destijds nog was (inclusief het terrein waar in de jaren ’30 het parochiehuis met de jeugdlokalen kwam, en naar ik vernam delen van de latere Karmelietenstraat). Je zegt voor minder “Brrr !”. P. Piet