Skip to content

Gebedsavond 6 juni 2024 : teksten van H. Mariam, Zr. Elisabeth, Thérèse

Gebedsavond 6 juni 2024 : teksten van H. Mariam, Zr. Elisabeth, Thérèse

Breng dank aan de Heer want Hij is genadig, eindeloos is zijn erbarmen.

Dankbaar om wat de Heer voor ons heeft gedaan en geleden, mogen wij bij Hem waken, met ons hart bij Hem zijn, Hem troost bieden met onze liefde, ons verlangen. Wij overwegen de mysteries van het licht.

 

1: Jezus laat zich dopen in de Jordaan. Hij laat zich onderdompelen in alle menselijke ellende, wil dienaar zijn van allen, Hij laat ons herboren worden tot kinderen van God. Vragen wij Maria het geloof dat Jezus alle kwaad op zich heeft willen nemen om het voor ons te overwinnen met zijn goedheid.

2: de bruiloft te Kana. Maria nodigt ons uit om de kruiken te vullen met water, met het water van onze pijn, onze gebroken relaties, onze tekorten, onze onmacht, onze angst. Als wij doen wat Jezus ons zal zeggen kan Hij dit water veranderen in wijn, in wijn van verbondenheid en nieuwe liefde.

3: Jezus begint zijn prediking in Galilea: Wij vragen aan Maria dat de Geest ook ons bezielt om woorden te spreken die oproepen tot geloof en bekering. Zo mateloos schenkt God zijn Geest, dat mensen Gods eigen woorden kunnen spreken.

4: Jezus wordt verheerlijkt op de berg Thabor: We vragen Maria dat Jezus ook ons met zich zou meenemen om de nodige troost en bemoediging te ontvangen voor onze zending, dat wij in Jezus’ heerlijkheid kracht vinden om onze aardse tegenheden te kunnen doorstaan.

5: Jezus geeft Zichzelf aan ons in de eucharistie. We vragen Maria om inzicht in de eucharistie. In de hostie schenkt Jezus zichzelf aan ieder van ons persoonlijk. We krijgen in Hem een leven dat zonder ophouden bidt, dankt, liefheeft. Het is alsof Hij niemand anders had op deze wereld om lief te hebben dan de persoon aan wie Hij zich schenkt.

 

 

H. Mariam van de gekruisigde Jezus (Bethlehem) over nederigheid:

Ik zag dat de hoogmoed de wortel is van alle zonden en de nederigheid de bron van alle deugden. De hoogmoed heeft de mooiste engel ten onder doen gaan… indien hij nederig was geweest, indien hij aan God had terug geschonken alles wat hij was, zou hij nog mooier zijn geworden; de hoogmoed heeft er een duivel van gemaakt. Indien Adam en Eva, na gezondigd te hebben zich hadden vernederd, zou God hen hebben vergeven. Indien zelfs Judas zich had vernederd, zou hij vergiffenis bekomen hebben. Het is de hoogmoed die ons alles doet verliezen; het is door de hoogmoed dat de wil van de mens in opstand komt tegen God. De ziel van de nederige mens wordt licht; zij leeft in de waarheid; zij reikt tot bij God, en God vernedert zich tot bij haar kleinheid. De nederigheid baant haar een weg om tot bij de andere deugden te geraken. Ik zag dat ik in alles nog hoogmoedig was; ik heb Jezus gebeden om mij de nederigheid te geven en ik heb het besluit genomen deze deugd bij alle gelegenheden in praktijk te brengen. Ach! hoezeer verlang ik naar de nederigheid, het voor weinig aanzien worden door anderen! God kijkt met meer liefde naar de ziel die nederig naar Hem terugkeert dan naar de trouwe ziel die behagen schept in eigen deugdzaamheid.

 

Zr. Elisabeth schrijft over de eenvoud:

Door alle angsten heen, bleef de Heer rustig en sterk. Hij beheerste zijn ziel volkomen. Ook ik zou willen zeggen: in de aanwezigheid van de Heer die vredelievend is, bezit ik mijzelf helemaal. Een ander lied van Christus zou ik onophoudend willen herhalen: ‘ik zal mijn kracht bewaren voor U’. Onze karmelregel zegt: ‘Uw kracht zal liggen in het stilzwijgen’. Zijn kracht voor de Heer bewaren is dus, door de innerlijke stilte eenheid scheppen in heel je wezen, al je vermogens verzamelen om ze gericht te houden op de liefde. Een ziel die nog redetwist met haar ik, die haar gevoeligheid nog koestert, die een nutteloze gedachte of één of ander verlangen naloopt, versnippert haar krachten. Ze is nog niet helemaal gericht op God. Haar instrument is niet gestemd. In plaats van in alle eenvoud, door alles heen, haar loflied te blijven zingen, is zij voortdurend in de weer om de snaren van haar instrument, die een beetje langs alle kanten verloren liggen, te verzamelen. Ik heb de indruk dat de Meester dit beoogde wanneer Hij tot Magdalena sprak over het ‘ene noodzakelijke’. In de stilte van haar vermogens ‘luisterde zij naar zijn woorden’. Zij mocht zingen: ik houd mijn ziel altijd in handen. Ja, zij wist niets meer tenzij Hem. Men mocht drukte maken, alles op zijn kop zetten rondom haar, men mocht haar beschuldigen, zij wist niets meer tenzij Hem. Haar eer, evenmin als de uiterlijke dingen, waren in staat haar uit deze gewijde stilte te halen. Met het oog van de ziel, verlicht door het geloof, ontdekt zij haar God, die aanwezig is in haar, die in haar lééft. Op haar beurt blijft zij bij Hem tegenwoordig met zulke liefelijke eenvoud dat Hij haar daarin met jaloerse zorg bewaart. Laten er dan uiterlijke beroeringen en innerlijke stormen komen, laat haar eer gekrenkt worden: zij weet niets tenzij Hem. God mag zich verbergen, zijn gevoelde troost ontnemen: zij weet niets tenzij Hem. Dan is de Meester vrij om Zich in haar uit te storten. Vrij om Zich te geven ‘naar Zijn maat’. En de ziel, die zo vereenvoudigd en verenigd is wordt de troon van de Onveranderlijke.

(naar zr. Elisabeth) Heer, help mij mijn kracht te bewaren voor U, maak het stil in mij. Geef dat al mijn vermogens gericht blijven op de liefde. Leer mij aandacht hebben voor alles wat mijn krachten versnippert: het redetwisten met mijzelf, het koesteren van gevoeligheden, het nalopen van nutteloze gedachten of verlangens.

 

(Thérèse?) O mijn welbeminde, hoe zie ik u zachtmoedig en nederig van hart onder de sluier van de witte Hostie! Om mij de nederigheid te leren kon u zich niet dieper neerbuigen. Ik weet, o mijn God, dat u de trotse ziel naar beneden haalt, maar aan hen die zich vernederen een eeuwigheid van glorie schenkt. Ik wil me dus op de laatste plaats houden en delen in uw vernederingen om met u deel te hebben aan het hemels koninkrijk. Maar, Heer, mijn zwakheid is u bekend; elke morgen neem ik het besluit de nederigheid te beoefenen en ’s avonds beken ik dat ik nog veel fouten van trots heb begaan. Bij deze vaststelling ben ik bekoord mij te ontmoedigen, maar ik weet, dat ook de ontmoediging hoogmoed is en ik wil op U alleen mijn hoop stellen.


(naar zr. Elisabeth) Leer mij als Magdalena, luisteren naar uw woorden, mijn ziel zo in handen houden bij U, dat niets mij kan deren. Dat ik zo vervuld blijf van U, dat niets meer in staat is mij uit die gewijde stilte te halen. Laat het geloof het oog van mijn ziel verlichten om U te ontdekken, levend, aanwezig in mij. Laat mij met zulke liefdevolle eenvoud bij U aanwezig zijn, dat U mij daarin met jaloerse zorg bewaart, dat U Uzelf kunt uitstorten in mij en vrij bent U te geven ‘naar uw maat’. Laat dan mijn ziel, zo vereenvoudigd en verenigd, de troon worden van uw onveranderlijke liefde.

(Thérèse) Uw tedere liefde wordt zo miskent, verworpen. O Heer, zal uw misprezen liefde dan in uw hart besloten blijven? Nee, aan harten die zich aan U wegschenken, kunt U die stromen van oneindige tederheid kwijt. U die mijn jonge leven wou zegenen en bekoren, blijf dicht bij mij tot aan de laatste avond. Heer, aan U alleen heb ik mijn leven verkwist en al mijn verlangens zijn U bekend. Schenk mij uw eigen hart, om U daarmee lief te hebben en om al mijn broeders en zusters naar U toe te brengen.