Gebedsavond 6 februari 2025 : teksten van Frère Laurent, Thérèse van Lisieux, Titus Brandsma

Onze hulp is in de naam van de Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft…
Jezus is gekomen om de wil van de Vader te volbrengen, Hij bad: ‘Vader, niet mijn wil, maar Uw wil geschiede’. We willen één uur waken uit dankbaarheid, omdat Hij in doodstrijd voor ons heeft gebeden de avond voor zijn lijden. We overwegen eerst de geheimen van het licht.
1.Doopsel van Jezus in de Jordaan. Eens zal Jezus worden gekruisigd tussen twee misdadigers, maar nu al is Hij solidair met de zondige mensheid. Hij schuift aan in de rij van de zondaars, Hij laat zich onderdompelen in alle menselijke ellende, in het onrecht dat mensen van alle tijden elkaar aandoen. Zo deelt Hij ons menszijn en neemt Hij ons op in zijn goddelijk leven. Laten wij bidden voor hen die Gods barmhartigheid het meest nodig hebben.
2.De Bruiloft te Kana. Jezus is de Bruidegom van de gehele de mensheid en van elke ziel. Hij heiligt het huwelijk. We vragen aan Maria de gehuwden te ondersteunen in hun beproevingen en te zorgen voor kinderen uit gebroken gezinnen. Moge zij ons allen oproepen met de woorden: ‘Doe maar wat Hij u zeggen zal’.
3.Jezus begint zijn prediking in Galilea met de woorden: Het Koninkrijk van God is nabij, bekeer u en geloof in de Blijde Boodschap. Meer dan ooit is de mensheid ziek, gekwetst en bedreigd. We bidden om de komst van Gods Rijk. We vragen aan Maria ons te helpen zodat ieder van ons zijn steentje mag bijdragen aan het werk van de verkondiging.
4.De Gedaanteverandering van Heer: Nadat Jezus aan zijn apostelen zijn lijden had voorspeld, laat Hij aan enkelen van hen zijn heerlijkheid zien. Vragen wij aan Maria om vertroosting voor wie moeten leven in situaties van oorlog, bedreiging en vervolging.
5.De Instelling van de Eucharistie. In elke hostie schenkt Jezus zichzelf aan ieder persoonlijk met de volheid van Zijn liefde. In de communie mogen wij onszelf aan Hem schenken en met Hem één worden van wil en verlangen. Moge Maria, die onder het kruis van haar Zoon heeft gestaan, ons helpen om met geloof de eucharistie te beleven.
Fr. Laurent, broeder karmeliet in Parijs 17de eeuw:
(nummering is genomen uit het boek: Licht in ons hart)
Blz. 102: Een kloosterling vroeg hem eens op welke manier hij zich de gewoonte van Gods tegenwoordigheid had eigen gemaakt. Met zijn gewone eenvoud zei hij: “Sinds mijn intrede in het klooster, heb ik God als het doel en het einde van al mijn gedachten en gevoelens beschouwd. In het begin van mijn noviciaat probeerde ik mij tijdens de uren van gebed te laten doordringen van Gods waarachtigheid, meer door de verlichting van het geloof dan door de inspanning van de meditatie en de redenering. En langs die korte en zekere weg maakte ik vooruitgang in de kennis van dat aantrekkelijke Wezen, waarmee ik besloten was altijd samen te blijven. Toen ik op die manier helemaal doordrongen was van de grootheid van dat oneindige Wezen, heb ik mij teruggetrokken op de plek die mij werd aangewezen door de plicht van de gehoorzaamheid, en dat was de keuken. Daar was ik alleen, en als ik daar alles had gedaan wat nodig was om mijn taak te vervullen, wijdde ik alle tijd die over was aan het gebed, zowel vóór het werk als daarna. Als ik met mijn werkzaamheden begon, zei ik tot God: ‘Mijn God, omdat U bij mij bent en ik op Uw wens mijn geest moet richten op deze uiterlijke dingen, bid ik U om de genade bij U te blijven en U gezelschap te houden. Maar werk met mij samen, Heer, dan zal het beter lukken. Aanvaard mijn bezigheden en al mijn genegenheid.’ Tenslotte ging ik gedurende mijn werk voort met mijn vertrouwelijk gesprek. Ik bleef doorgaan met Hem mijn kleine diensten aan te bieden en Hem om Zijn gunsten te vragen. Op die manier ben ik, door steeds weer op te staan als ik het verkeerd had gedaan en ook door veelvuldige akten van geloof en liefde, in een toestand gekomen waarin het mij bijna even onmogelijk is om niet aan God te denken als het mij in het begin moeilijk viel om mij daaraan te gewennen.”
60 Wij kunnen de gevaren en de hinderlagen waar het leven van vervuld is niet vermijden zonder een voortdurende daadwerkelijke hulp van God. Laten wij Hem die dan ook voortdurend vragen. Hoe zouden wij die kunnen vragen zonder bij Hem te zijn? Hoe kunnen wij bij Hem zijn als wij niet vaak aan Hem denken? Hoe zullen wij vaak aan Hem denken dan enkel door daar een heilige gewoonte van te maken?
62 Denk nog eens terug aan wat ik u heb aanbevolen, namelijk om vaak aan God te denken, overdag, ’s nachts, bij al uw bezigheden, uw oefeningen, zelfs tijdens uw ontspanning. Hij is altijd bij u en met u samen, laat Hem niet alleen: u zou het toch ook onbeleefd vinden om een vriend alleen te laten die u zou komen opzoeken. Waarom God verlaten en Hem alléén laten zitten? Vergeet Hem dus niet! Denk vaak aan Hem, aanbid Hem onophoudelijk, leef en sterf met Hem, dat is nu juist de mooie taak van een christen. In één woord, het is ons beroep. Als wij het niet verstaan, dan moeten wij het leren. Ik zal u daarbij helpen met mijn gebed.

Uit het gedicht van Thérèse: Rappelle-Toi
Herinner U, Heer, hoe U de heerlijkheid van de Vader hebt verlaten om een banneling te worden hier op aarde en ons arme zondaars vrij te kopen. O Jezus, U heeft zich vernederd door mens te worden in de maagd Maria. Uw grootheid en oneindige heerlijkheid hebt U versluierd. Herinner U, dat de schoot van uw Moeder, uw tweede hemel is geworden, dat U haar armen verkoos boven uw Koninklijke troon.
Herinner U dat U met uw goddelijke handen in eenzaamheid hebt gewerkt. U leefde vol toeleg in het verborgen. Met één enkel woord had U de wereld versteld kunnen doen staan, maar U verkoos om voor een gewoon iemand door te gaan. Als prediker bent U rondgetrokken, zonder iets te bezitten, geen steen voor uw hoofd. O Jezus, kom in mij, leg er uw hoofd te rusten, kom, mijn ziel is klaar om U te ontvangen. Mijn veelgeliefde Heiland, rust in mijn hart, het behoort aan U.
Herinner U dat U opstijgend naar de Vader ons niet als wezen wou achterlaten. In de eucharistie heeft U zich tot gevangene gemaakt op aarde en uw goddelijke stralen omsluierd. Maar die sluier is lichtend en helder. U bent het levende brood van het geloof, ons hemels Voedsel, O geheim van liefde! “Mijn brood van elke dag”, Jezus, dat bent U! U wil mij laten zien hoeveel U van mij houdt doordat U in mijn hart komt wonen. O Brood van deze ballingschap! Heilige en goddelijke Hostie, het is niet meer ik die leef, maar ik leef van uw leven. De gouden ciborie die U boven alles verkiest, Jezus, dat ben ik.
Het gedicht van Titus Brandsma. (12 febr 1942)
O Jezus als ik U aanschouw, dan leeft weer dat ik van U hou, en dat Uw hart ook mij bemint, nog wel als uw bijzondere vriend. Al vraagt mij dat meer lijdensmoed, och, alle lijden is mij goed, omdat ik daardoor U gelijk, en dit de weg is naar uw rijk. Ik ben gelukkig in mijn leed, omdat ik het geen leed meer weet, maar het alleruitverkorenst lot, dat mij verenigt met U, o God. O laat mij hier maar stil alleen, het kil en koud zijn om mij heen, en laat geen mensen bij mij toe, het alleen zijn word ik hier niet moe. Want Gij, o Jezus, zijt bij mij, ik was U nimmer zo nabij. Blijf bij mij, O Jezus zoet, uw bijzijn maakt mij alles goed.
