Skip to content
Homilie

Homilie Pater Paul De Bois 7 januari 2024 : Openbaring van de Heer

In de liturgie van de Kersttijd worden we voortdurend aangesproken op onze hang naar licht.

Homilie Pater Paul De Bois 7 januari 2024 : Openbaring van de Heer

Een vraag moeten we ons stellen bij het hoogfeest van vandaag: wat zegt de Bijbel over de ‘drie koningen’?


 
Het antwoord is eenvoudig: niet veel. Enkel Matteüs schrijft er over aan het begin van zijn Evangelie. Hij heeft het dan over “wijzen die een ster volgen, op zoek naar de pasgeboren koning van de Joden”. Ze zijn de eersten die de weg van gelovig zoeken volgen.


 
In het Matteüs evangelie is helemaal geen sprake van drie, noch van koningen, wat alleen maar bewijst dat al die aanwijzingen niet mogen begrepen worden als een soort fotoalbum, maar dat ze veeleer de diepere betekenis, de zin van het verhaal, onder onze ogen willen brengen. 


 
Matteüs legt er de nadruk op dat Jezus niet alleen de verwachte “herder van het volk Israël” (2, 6) is, maar dat Hij ook aan niet-joden, aan alle volkeren, ja aan de hele mensheid geopenbaard moet worden. 


 
Het evangelie van Matteüs is ontstaan in joods-christelijke kringen, waarschijnlijk de meest wetsgetrouwe van alle christelijke gemeenschappen. Ze zijn trouw aan het leven volgens de Wet van Mozes zowel in z’n schriftelijke als mondelinge overlevering. Nergens anders hebben christenen zo krachtig het conflict tussen joden en christenen gevoeld als in de gemeenschappen waaruit Matteüs afkomstig was.


 
Die wijzen, die Matteüs vermeldt, worden uiteindelijk drie koningen. Dat komt waarschijnlijk omdat andere bijbelteksten het over koningen hebben die de Heer huldigen, zoals in psalm 72 die we vandaag als tussenzang hoorden: “Vorsten zenden geschenken … Hem huldigen alle vorsten der aarde”.


 
In een notendop wordt hier het conflict weerspiegeld dat de gemeenschappen van Matteüs beleefden. De eigen Joodse autoriteiten laten zich niet raken door alle overtuigende tekenen dat de Messias in de persoon van Jezus van Nazaret nu werkelijk verschenen is.


 
De verrassende verschijning van de wijzen is een boeiend aspect van het verhaal. Niemand had hen verplicht op zoek te gaan naar de pasgeboren koning van een vreemd volk en hem eer te bewijzen. Bovendien gaan ze behoedzaam en intelligent om met de spanningen waarin ze terechtkomen, daarbij onopvallend maar effectief de kant kiezend van waar hun hart ligt. Ze zijn in het hele spel rond de komst van de Messias het meest vrij en onbevooroordeeld. Hun behoefte aan verzoening en verlossing lijkt helemaal uit henzelf te komen. Het is duidelijk dat zij, die een voorafspiegeling zijn van de toetreding van de christenen van heidense afkomst, welkom waren in de gemeenschap van Matteüs. Ze brachten nieuw elan en nieuw bloed in de christelijke beweging.


 
In Matteüs hoofdstuk 2 gaat de profetie van Jesaja in vervulling als de wijzen de koning van de Joden vinden en hem eer brengen. In de gedaante van het kind van Betlehem strekt God zijn armen uit naar zijn eigen volk én naar de andere volkeren van de wereld. Ditmaal niet door een overweldigend licht dat hele volkeren aantrekt, zoals bij de profeet Jesaja in de eerste lezing, maar door een innerlijk licht dat her en der in mensen opgaat. Juist in mensen die geen deel hebben aan Gods volk en dus niet vertrouwd zijn met zijn belofte, straalt dit licht zuiver en onverdacht. Niet op grond van een traditie, een wet of religieuze verplichting komen de wijzen in beweging, maar uit een innerlijk verlangen dat in hen gewekt is. Voor christenen staan zij dan ook model voor alle niet-Joden die Paulus in zijn brief aan de Efeziërs noemt: mensen die op grond van hun geloof in Christus Jezus mede-erfgenamen zijn van Gods belofte.


 
Die duiding van de apostel Paulus én de visie van de evangelist Matteüs vind ik terug bij Johannes van het Kruis. In zijn boek ‘Bestijging van de Berg Karmel’ schrijft hij dat we al onze voorstellingen en gedachten over God moeten loslaten. Een uitspraak die hij ook onmiddellijk nuanceert: niet wij moeten aangeven hoe God zich kan openbaren. Het is de geest die ons dat duidelijk maakt.


 
Op schilderijen die de geboorte van Jezus verbeelden, zien we het kind Jezus bijna altijd licht uitstralen. In de liturgie van de Kersttijd worden we voortdurend aangesproken op onze hang naar licht. Op Kerstavond hebben we Jesaja horen vertellen over een volk dat in het donker wandelt en een groot licht ziet, en lezen we in het Lucasevangelie dat de engelen Gods glorie laten stralen over de herders in het veld. Op het hoogfeest van Kerstmis hoorden we Johannes spreken over het ware licht dat in de wereld kwam…


 Goede vrienden … het hoogfeest van ‘Openbaring van de Heer’ nodigt uit om in dat ware licht te gaan staan, “met lege handen”; enkel vertrouwend op wat de heilige Geest ons duidelijk maakt. Laat daarbij alles los wat je belemmert om dat te durven doen, zegt Jan van het Kruis. Precies dát durfden koning Herodes en de Joodse leiders niet … de wijzen durfden het wel. Zij hebben alle hoogmoed afgelegd en dan kon “de ster die zij in het Oosten hadden gezien voor hen uit gaan en hen bij het kind Jezus brengen”. In die ontmoeting verandert hun leven, groeit hun geloof en “vertrokken ze langs een andere weg terug naar hun land”… met de ster van het geloof, diep in hun hart.


 
De ster van het geloof, die je in je gelovig zoeken en tasten uiteindelijk bij Jezus brengt, wens ik je toe.