Skip to content
Homilie

Homilie Pater Lukas Martens 8 september 2024 : 23ste zondag door het Jaar B

Eens de hemel opengescheurd kan men die niet meer dicht maken!

Homilie Pater Lukas Martens 8 september 2024 : 23ste zondag door het Jaar B

God ons nabij

Vorige week hadden we het over God die ons nabij wil zijn. Hij is niet bang om een melaatse aan te raken. Hij is niet bang om zich in heidens gebied te begeven. In het evangelie van vandaag gebeurt net hetzelfde. Jezus bevindt zich in Decapolis, dat is een streek met 10 Griekse steden. En daar brengt men Hem een doofstomme met de vraag hem de handen op te leggen. Hoewel die mensen niet-Joods zijn, hebben zij toch het geloof om dit aan Jezus te vragen. Zij geloven dat Jezus iets kan doen. En ze zullen het ook mogen ondervinden.  

Gemeenschappelijk en persoonlijk 

Het eerste wat Jezus doet is die man apart nemen, buiten de kring van het volk. Jezus doet dit waarschijnlijk vooral om niet op te vallen en geen ruchtbaarheid te geven aan de zaak. Maar het kan ons er ook op wijzen dat geloven tegelijk iets gemeenschappelijk en persoonlijk is. We hebben een gemeenschap nodig van mensen die ons steunen in het geloof, ons dragen in het geloof. Maar geloof vraagt ook een heel persoonlijke ontmoeting met Jezus, een persoonlijke ervaring van wat Hij voor ons doet. 

Vuile handen 

En wat doet Jezus? Hij steekt zijn vingers in de oren van die man en raakt zijn tong met speeksel aan. Misschien was dit een soort heidens ritueel van toen, maar het kan ons ook tonen dat Jezus bereid is zijn handen aan ons vuil te maken, zich helemaal te engageren in zijn ontmoeting met ons. Maar dan komt iets heel eigen wat Jezus doet. Hij slaat zijn ogen ten hemel. Hij maakt verbondenheid met Zijn Vader. Jezus doet niets uit Zichzelf, Hij ontvangt alles van de Vader, ook de kracht om genezingen te verrichten. En dan zucht Jezus. Ook dat is veelzeggend. Het is een verzuchting, zoals de heilige Geest in ons verzucht: kom naar de Vader. Jezus zucht vanuit het verlangen om de schepping weer te herstellen, om mensen te redden uit hun verlorenheid: ‘Ach, mochten mensen toch terugkeren naar hun band met de Vader, zich openen voor Zijn verlangen naar ieder van hen.’  

Effeta 

En tenslotte klinkt dat bijzondere woord: Effeta, ga open. In het evangelie vinden we af en toe een Aramees woord. En dat brengt ons heel dicht bij Jezus’ eigen spreken. Ook bij het doopsel hebben we Effeta-moment, een Effeta-gebed. Daar zegt de priester terwijl hij de oren en de mond van het kindje aanraakt: ga open om het geloof dat uw oren hebben vernomen ook te belijden met uw mond tot lof en eer van God. Of zoals we elke morgen bij het getijdengebed bidden: Heer, open mijn lippen, en mijn mond zal uw lof verkondigen.  

Driemaal open 

Dit opengaan zien we op een drietal momenten in het evangelie van Marcus. Het eerste moment is Jezus’ doopsel. Toen scheurde de hemel open en een duif daalde op Hem neer. Eens de hemel opengescheurd kan men die niet meer dicht maken. Bij Jezus’ doopsel komen hemel en aarde elkaar weer nabij. Het tweede moment is bij Jezus’ sterven. Toen was het het voorhangsel, het tempelgordijn, dat openscheurde van boven tot onderen. Dat betekent: door Jezus’ dood krijgen mensen weer vrije toegang om met God om te gaan. En tenslotte is er nog het open graf. Niets kan Jezus weerhouden om als een goede Herder bij ons te blijven.  

Het geloof van vreemdelingen 

De doofstomme man is op slag genezen. En Jezus vraagt dat men het aan niemand zou zeggen. Maar tevergeefs. De mensen zijn buiten zichzelf van verbazing en roepen uit: alles heeft Hij welgedaan. Hier klinkt iets door van bij de schepping, waar geschreven staat: En God zal dat het heel goed was. Deze heidense mensen uit Decapolis worden vrijmoedige verkondigers. En zoals we in het evangelie hier en daar zien vindt Jezus meer geloof bij de vreemdelingen dan bij zijn eigen volk. Dit geloof staat in sterk contrast met wat Jezus meemaakte in Nazareth bijvoorbeeld of bij zijn eigen leerlingen. Dat is iets wat Marcus sterk onderlijnt. We horen af en toe Jezus’ verzuchting over het ongeloof van zijn leerlingen: Begrijp je het nu nog niet? Heb je nu nog geen geloof? Waarom zijn jullie zo bang? Je hebt toch ogen: zie je dan niet, je hebt toch oren: horen jullie dan niet? En zelfs na zijn verrijzenis maakt Jezus zijn leerlingen het verwijt van hun hardnekkig ongeloof. Misschien een troost voor ons dat wij niet de enigen zijn die maar langzaam tot geloof komen. Het is niet gemakkelijk te geloven in Jezus als iemand die ons nabij is en werkzaam wil zijn in ons midden.  

Zalig de armen 

Misschien is het daarom dat Jacobus spreekt over God die de armen naar de wereld uitkiest om rijk te zijn in het geloof. En dat vinden we ook terug in het Oude Testament. Wanneer Israël al 50 jaar in ballingschap leeft is er de profeet Jesaja die aankondigt dat God voor een nieuwe uittocht zal zorgen. Israël was heel arm geworden, was alles verloren waar ze steun konden in vinden. Daarom krijgt de profeet de opdracht om te spreken tot allen die de moed verloren hebben: vat moed, vrees niet! Uw God komt om u te redden. Dat is de betekenis van de naam ‘Jezus’: God redt.  

Laten we aan Maria vragen dat zij ons helpt om te groeien in geloof, naar haar voorbeeld, zodat Jezus werkzaam zou kunnen zijn in ons midden. Laten wij in geloof uitzien naar de komst van de Heer in de viering van deze eucharistie.