Homilie Pater Roeland Van Meerssche 27 oktober 2024 : 30ste zondag door het Jaar B
Heel zijn persoon vertrouwt hij toe aan Jezus van wie hij gelooft dat Hij hem kan genezen.
Broeders en zusters,
De eerste christenen zijn altijd heel intens bezig geweest met de vraag: ‘Wie is Jezus?’ Marcus wil in zijn evangelie een antwoord geven op deze vraag. Marcus ziet het leven van Jezus als een op weg zijn vanuit het onbekende Nazareth naar de grote stad Jeruzalem waar de tempel staat en waar Gods plannen met Jezus zullen gerealiseerd worden. En onderweg verkondigt Hij de Blijde Boodschap en ontmoet Hij vele mensen en vooral zieken en mensen in nood.
Vandaag is dat de blinde Bartimeüs. Bartimeüs is het beeld van de mens die Jezus nog niet heeft ontmoet. Het licht van de Heer is nog niet doorgedrongen in zijn leven. Hij zit langs de kant van de weg. Hij is het beeld van de mens die uitgestoten wordt, aan de kant gelaten. Tweemaal telt hij niet mee: hij is blind en is een bedelaar.
Maar wanneer hij Jezus hoort voorbij komen begint hij te schreeuwen. En hier begint het geloof van Bartimeüs. Hij schreeuwt zijn nood uit. De roep van Bartimeüs stijgt op vanuit zijn ellende. Het is een bekentenis van onmacht, zwakheid, kleinheid, hulpeloosheid, maar tegelijkertijd een teken dat hij een ommekeer van de situatie uitsluitend en alleen van Jezus verwacht.
De blinde vraagt enkel: ‘Heb medelijden met mij, wees goed voor mij’. Heel zijn persoon vertrouwt hij toe aan Jezus van wie hij gelooft dat Hij hem kan genezen. Bartimeüs laat zich niet ontmoedigen door de mensen die hem toesnauwen te zwijgen. Integendeel: hij roept nog harder. En het vertrouwen van Bartimeüs wordt beloond. Jezus roept hem bij zich en vraagt: ‘Wat wil je dat Ik voor je doe?’. En het wonder gebeurt. Door zijn groot vertrouwen kan hij opnieuw zien. En hij volgt Jezus op zijn weg naar Jeruzalem.
Broeders en zusters,
Hoe groot is ons vertrouwen op Jezus. Durven wij vanuit onze onmacht naar Hem gaan. Durven wij erkennen dat ook wij op bepaalde punten van ons leven blind zijn. Als we alles alleen maar van onszelf verwachten, zal er nooit een wonder gebeuren. Enkel wanneer we ons bewust worden van onze kleinheid en alles van Jezus durven verwachten, komt er ruimte vrij voor het onverwachte in ons leven. Aan Jezus zal het niet liggen. Wanneer wij op Hem roepen en ons hart voor Hem uitspreken, luistert Hij. Heel de Schrift getuigt hiervan. Voor Bartimeüs stond dat als een paal boven water en niets of niemand kan hem van dat geloof afbrengen.
Misschien, broeders en zusters, is het u niet opgevallen, maar Jezus doet niets om Bartimeüs te genezen. Wanneer die man zegt: ‘Maak dat ik zien kan’, zegt Jezus heel eenvoudig: ‘Ga, uw geloof heeft u genezen’. En terstond kan hij zien. Jezus zegt nooit: ‘Ik genees u’, maar ‘uw geloof heeft u gered’. Het is ons geloof in Jezus dat wonderen kan verrichten.
Geloven ook wij dat Jezus, dat God ons nooit in de steek laat, dat we er nooit alleen voor staan, hoe groot onze nood ook kan zijn. Zelfs zo groot als de nood van het Israëlische volk, en die was heel groot, want ze leefden al 70 jaar in ballingschap. En toch mogen ze jubelen en juichen, zegt de Profeet, want God de Heer zal hen redden. “De Heer heeft redding gebracht aan zijn volk, ook over blinden en armen ontfermt Hij zich. Want Hij is toch Israëls Vader”. Hij zal hen terugbrengen naar hun vaderland, want Hij brengt redding aan al zijn schepselen, hoorden we in de eerste lezing.
Moge dat ook ons geloof en ons vertrouwen zijn, dat God ons altijd zal redden in onze nood. Laten we dus, net als Bartimeüs vragen: ‘Heer, maak dat ik kan zien, zodat ik uw weg kan gaan, de weg van liefde en vrede.
Amen.