Homilie Pater Paul De Bois 3 november 2024 : 31ste zondag door het Jaar B
Liefde voor God en liefde voor de naaste. Het hoort samen.
“U zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met al uw krachten.”
Het zou de samenvatting kunnen zijn van de lezingen van deze zondag. De liturgie heeft het vandaag over hét belangrijkste Joodse gebed: het “Hoor Israël…” “Shema Jisraeel”
Er wordt bovendien over dit gebod uitdrukkelijk gezegd:
“De geboden die ik u vandaag voorschrijf, moet u in uw hart prenten.”
Het Shema kan omschreven worden als de dagelijkse Joodse geloofsverklaring, gereciteerd in de ochtend- en avondgebeden en voor het slapen gaan. De passage is terug te vinden in Deuteronomium 6:4-9. De eerste lezing vandaag.De passage neemt een zeer essentiële plek in binnen het Jodendom en is van uitermate belang voor het Joodse Volk. Het gebed stelt hen in de tegenwoordigheid van God.
Het is zo belangrijk dat ze het in hun hart moeten inprenten…
Elke dag reciteren Joodse gelovigen deze tekst drie maal … doe je dat een tijdje, dan wordt je als het ware een klein beetje zelf de tekst. De tekst wordt je eigen. De tekst mag dan beetje bij beetje je hart vormen; je leven verbinden met God en met Jezus Christus.
In onze christelijke traditie kennen we de ‘lectio divina’ – de geestelijke lezing. Een lezen, reciteren, mediteren, zachtjes murmelen van een tekst. Je merkt dan dat een tekst je zo soms heel dierbaar gaat worden.
De enkele verzen uit Deuteronomium zouden ons allemaal, joden én christenen, aan het hart moeten groeien. Het gaat om het centrale gebod in Oud én Nieuw Testament: het gebod van de liefde.
God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht kan al moeilijk lijken. En Jezus doet er nog een schepje bovenop: “U zult uw naaste liefhebben als uzelf”.
Een gezond gevoel voor eigenwaarde is dus niet verkeerd! Wel geeft Jezus duidelijk aan dat we daarin niet zo ver mogen gaan dat we onszelf beter achten dan de andere mensen. Je moet jezelf niet overschatten.
Ook wanneer we het allemaal goed proberen te doen dan blijft die opdracht van Jezus een dikwijls moeizaam gebeuren. Hoe kan je nu bijvoorbeeld houden van mensen die je kwaad hebben gedaan of je gekwetst hebben? Hoe kunnen miljoenen mensen die uitgebuit worden van hun machthebbers houden?
Wellicht moeten we er ons hele leven lang op toe leggen : “Mens voor de mensen te zijn, herder als God. Trooster voor groot en klein, zo lief als God.”
Liefde voor God en liefde voor de naaste. Het hoort samen. Voor Jezus maken ze samen het ene grote gebod uit. Dit is dan ook zijn antwoord op de vraag van een geinteresseerde Farizeeer.
De man kwam niet met de bedoeling zoals de Farizeeën en Schriftgeleerden in voorgaande verhalen om Jezus te overvallen met twistvragen en strikvragen. Jezus geraakte herhaaldelijk in discussies met Farizeeërs, Deze keer geen strikvragen maar een eerlijk gesprek, een zoektocht waar het op aankomt.
Hij vraagt naar het allereerste, het voornaamste gebod. Het is de vraag waar komt het op aan in het leven!
De belangstellende Farizeer beaamt wat Jezus zegt en hij herhaalt het en laat het in zich doordringen. Daarvoor krijgt hij een groot compliment van Jezus: “Gij staat niet ver af van het koninkrijk Gods.” Hij heeft echter nog een stap te zetten. Wat staat de man nog te doen? Wat hebben wij te doen? Doen wat hij inziet. Denken en handelen op elkaar afstemmen,.
Jezus verbindt het gebod van de liefde tot de naaste met dit van het gebod van de liefde en de eerbied voor de enige God. Beide zijn op elkaar gericht. De liefde tot God bewijst zich in de liefde tot de andere mensen. De liefde tot de naaste voedt zich aan de liefde tot God.