Homilie Pater Paul De Bois 10 november 2024 : 32ste zondag door het Jaar B
Gelukkig is bij ons o.a. het lange gewaad, ons habijt, overeind gebleven.
Broeders en zusters,
Preken moet je voorbereiden. Wanneer ik moet preken dan ik lees in het begin van de week de lezingen van de komende zondag. Elke dag van die week doe ik dat opnieuw. De inhoud zit dan toch een beetje in mijn hoofd. En dan begint er de dagen daarop een heel proces. Nee, ik ben niet elk moment met de voorbereiding van die preek bezig. Of toch … er schieten me gedachten te binnen, of ik zoek op wat ik vroeger aan interessante gedachten rond de teksten gelezen heb. En ik laat ook mijn eigen gedachten rond die teksten gaan. Langzaam maar zeker komen dan bij mij de dingen die ik wil zeggen naar boven en wordt het tijd mijn homilie uit te schrijven.
De lange gewaden
Deze keer, wanneer ik de lezingen voor de eerste keer gelezen had gingen mijn gedachten uiteraard naar de idee dat je geloof kan uitgroeien tot wegschenkende liefde. Maar toen ik dat dinsdag ook deed ben ik in een lach geschoten. Ik las in het evangelie: “Wacht u voor geestelijken die graag in lange gewaden lopen, ...". Ik zat te lezen aan mijn werktafel … in mijn lange klooster habijt…en ja ook ik ben een zogenaamde “geestelijke”. Ik dacht … daar moet ik iets over zeggen.
Maken de kleren de religieus
In alle religieuze Orden werd in de jaren na het Concilie zowat alles in vraag gesteld. Ook bij ons, Vlaamse karmelieten. Ik heb het kunnen nalezen hoe het soms best pittige discussies waren…o.a. ook over het kloosterhabijt. Gelukkig is bij ons o.a. het lange gewaad, ons habijt, overeind gebleven. Ik ben dus blij dat we het nog steeds dragen. Toch besef ik maar al te goed dat mijn kloosterhabijt me geen karmeliet maakt, me geen christen maakt.
We weten dat Jezus ons graag zijn visie duidelijk maakt door dingen tegenover elkaar te zetten. Dat doet Hij ook in het evangeliestukje van vandaag. Jezus schilderde een bijna bizarre tegenstelling die echter zeer reëel was en van alle tijden.
Allereerst gebruikte hij de houding en handelwijze van de schriftgeleerden, om de menselijke behoefte om bewonderd te worden door anderen aan de kaak te stellen. Maar Jezus ziet ook hoe een arme weduwe er twee muntjes in gooide.
In zijn waarschuwing gaat Jezus naar de kern: de schriftgeleerden in hun lange gewaden, laten zich graag begroeten en zijn belust op de voornaamste plaatsen en verrichten voor de schijn lange gebeden. Hij ziet ook de rijke mensen die veel in de offerkist werpen. Ze geven allemaal vanuit hun overvloed. Maar er zit waarschijnlijk geen liefde in. De uiterlijke schijn is mooi, maar het uiterlijke gebaar stemt niet overeen met het innerlijke.
De arme weduwe, wellicht niet gekleed door een modeontwerper van haar tijd, gooit er twee kleine muntstukjes in. Ze geeft van datgene waarvan ze moet leven. Wat ze geeft is niet veel. Toch prijst Jezus precies die arme weduwe.
Jezus gebruikt deze tegenstelling om er ons op te wijzen dat er écht een verschil is tussen met zelfvoldaanheid gul geven vanuit je rijkdom (al is daar op zich niets mis mee) en het totaal vertrouwen van de weduwe in God: ze vertrouwt zich helemaal toe aan Gods voorzienigheid. Ze leeft vanuit de overtuiging van Gods zorgzame liefde voor haar en alle mensen.
Precies dat zijn de schriftgeleerden en rijke mensen die Jezus aan de offerblok bezig ziet vergeten.
Ik keer even terug naar mijn lange gewaad, mijn habijt. Doorheen de voorbije jaren in het klooster weet ik maar al te goed “de pij maakt de monnik niet”. Het habijt maakt me geen man van God.
De mooie gewaden die de schriftgeleerden droegen maakten hen evenmin tot mannen van God.
Mijn hart: de open ruimte voor God
Weet je waar mijn habijt me voortdurend aan herinnert? Aan twee kleine zinnetjes uit onze Leefregel:
▪ zodat je de Heer je God met heel je hart en met heel je ziel en met heel je kracht bemint en je naaste als jezelf
▪ En wat ook maar door jullie gedaan moet worden, het gebeure in het woord van de Heer.
In die zin moet de arme weduwe een voorbeeld voor ons zijn: zij gaf haar bijdrage in de offerkist. Materieel was het niet zoveel … maar het is groots wat ze daar doet. Zonder veel tamtam werpt ze haar muntjes in de offerkist – de muntjes waarvan ze moest leven. Ze maakt zich geen zorgen over hoe het nu verder moet met haar. Ze weet diep in haar hart dat God haar toekomst is, buiten Hem is het geen leven.
Goede mensen, diezelfde houding vinden we terug in de eerste lezing vandaag uit het eerste boek van de Koningen. Ook de weduwe verlaat zich – bij de vraag van de profeet Elia – helemaal op God. “En de pot met meel raakte niet leeg, de kruik met olie niet uitgeput.
Het komt het eropaan dat ieder van ons leert zich helemaal voor God te openen, zodat er ruimte is in het hart voor God. Zulk geven, zulk een offer is echt. Het uiterlijke stemt dan helemaal overeen met het innerlijke. In de uiterlijke gave toont zich de innerlijke gezindheid. De gave van de arme weduwe maakte haar geloof duidelijk: mijn leven behoort mij niet toe, het behoort aan God en Hij zal altijd voor mij zorgen.