Skip to content

Gebedsavond 5 september 2024 : teksten van Anna van de Engelen en Thérèse van Lisieux

De leerlingen bleven eensgezind volharden in het gebed, samen met Maria, de moeder van Jezus. 

Op donderdagavond mogen wij een uurtje waken bij de Heer. Waken is ook eigen zorgen loslaten om open te komen voor datgene waar de Heer om bezorgd is, om aandacht te hebben voor zijn lijden en zijn pijn. In voorbereiding op het feest van Maria’s geboorte op 8 september overwegen wij de blijde geheimen:

 

1ste blijde geheim: de engel Gabriël bracht de boodschap aan Maria en zij heeft ontvangen van de heilige Geest. In Jezus komt God ons menszijn delen, om ons op te nemen in Zijn goddelijke leven. Jezus komt om het leven van elke mens weer helemaal goed te maken en om ons terug te brengen naar onze oorspronkelijke relatie met God onze Schepper. Moge Maria voor velen de genade bekomen zich in geloof te openen voor deze blijde boodschap. 

2de blijde geheim: Maria bezoekt haar nicht Elisabeth. Jezus laat zich door Maria naar Elisabeth brengen om zijn voorloper te heiligen. Moge Jezus doorheen Maria ook ons heiligen om er helemaal te zijn voor Hem, voor onze persoonlijke zending, opdat Hij in ons groter wordt en wij kleiner.

3de blijde geheim: Jezus wordt geboren in Bethlehem. In het duister van onze nacht, kom Hij ons verlichten, in de koude van ons hart, kom Hij ons verwarmen, in onze armzaligheid komt Hij ons rijk maken. Hij komt om weg te nemen alles wat ons van God gescheiden houdt. Hij smeekt ons: geef Mij een schuilplaats in jullie hart.

4de blijde geheim: Jezus wordt opgedragen in de tempel. Het was een pijn voor het hart van zijn Moeder. Haar hart zal door een zwaard van smart worden doorstoken. Vragen wij aan Maria ook ons aan de Vader op te dragen, om met Jezus te zeggen: Hier ben ik, o Vader, om Uw Wil te doen. 

5de blijde geheim: Jezus wordt teruggevonden in de tempel.  Waarom hebt gij naar Mij gezocht? Wist je niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen van mijn Vader? Jezus wist hoeveel pijn zijn Moeder leed, maar zo bereide Hij Haar voor op wat Zij ooit onder het kruis te lijden zou hebben. Bidden wij voor mensen die de pijn voelen door God verlaten te zijn, voor ouders wiens kinderen eigen wegen gaan, voor allen die lijden onder gemis en verlies. 

 

 

Anna van de engelen, Franse karmelietes, eerbiedwaardig. 17de eeuw. Zij was een aantal jaren priorin te Amiens. Zij leert ons bidden door, met en in Christus. 

Laten wij ons geloof wakker maken: laten wij vast geloven wat wij niet zien en op een dag zullen we zien wat we hebben geloofd. Op het geloof volgt het zien van God en op de hoop volgt het bezit van God. Door de genade van Christus mogen we ons gevestigd weten in geloof en hoop en ons geroepen weten tot het zien en het bezitten van God. Laten we naar onze eeuwigheid toeleven met een gelukkig makend ongeduld. Moge onze geest zich bezighouden met het beschouwen van God, moge ons hart Hem beminnen, onze stem Hem loven en dit met des te meer ijver naargelang het aantal mensen die dit niet doen toeneemt. Indien God niet bemind wordt en geprezen door alle mensen zoals Hij dit waardig is, laten wij dan proberen Hem tegemoet te komen en zo te handelen dat Hij in de vurigheid van onze liefde en ons gebed alle heerlijkheid en alle lof mag vinden die Hij zou ontvangen van alle mensen indien zij zich trouw toelegden op wat zij aan hun Schepper verschuldigd zijn. Daarom moet alles wat in ons is de Heer loven. Laten wij Hem het offer aanbieden van een voortdurende lofprijzing door het volkomen voorbijzien aan onszelf, door het verzaken aan eigen inzichten, door het bestrijden van sommige neigingen van ons hart, en door de versterving van onze begeerten. Zo zal er niets meer in ons zijn dat onze God niet looft en eert. Vóór de menswording van het Woord waren er mensen en engelen die God loofden; maar nu vervult een God-mens deze dienst. Het is enkel door deze Goddelijke Aanbidder dat wij God waardig kunnen loven en aanbidden. Het is door de uitstorting van Zijn genade, door de mededeling van Zijn geest en door de vereniging met Hem dat wij deze grote dienst aan God kunnen verrichten op een wijze die God waardig is. Want indien wij door de liefde verenigd zijn met Christus en bezield door Zijn geest, is Hij het die handelt, die looft, die lijdt en die heerst in ons: Hij is het die ons doet bidden, die bidt in ons en bidt met ons. We moeten ons dus verenigen met Hem door de liefde, Hij is de lofzang en het gebed van heel de kerk; een ziel die van harte instemt met heel de lofprijzing die Jezus God aanbiedt, doet veel meer dan dat zijzelf zou willen bidden en met haar eigen geest God zou loven. Men kan zelfs zeggen dat door zich met Jezus te verenigen in liefde en geloof, een ziel in zekere zin even ruim wordt als de ziel en de geest van Christus die bidt in gans de kerk; en dat men door het bekennen van eigen onbekwaamheid om God te loven en door het zich verliezen in Christus, aan God alles zegt wat Jezus Hem zegt en ook alles wat de kerk zegt in Hem en door Hem. 

 

 


Uit de gedichten van Thèrése: 

1. U die het hart van de moeders hebt geschapen, ik vind U de tederste van alle vaders. Jezus, mijn enige liefde, voor mij is Uw hart helemaal moederlijk. Op elk moment volgt U mij, behoedt U mij. Als ik U roep, talmt U nooit. En wanneer U zich voor mij schijnt te verbergen, dan bent U het nog die mij helpt om U te zoeken.  Het is aan U alleen, Jezus, dat ik mij hecht. Het is in Uw armen dat ik vlucht en mij verberg. Ik wil U beminnen als een klein kind, maar ook voor U strijden als een dapper krijger. Als een kind wil ik U overladen met mijn liefkozingen en als een soldaat werp ik mij voor U in de strijd.     
                    
2. Het is Uw Hart dat mij onschuldig verklaart en mij in die onschuld bewaart. U zal mijn vertrouwen nooit beschamen. Wanneer het stormt in mijn hart, dan richt ik mijn ogen op U. En in uw ogen vol mededogen lees ik: ‘mijn kind, de hemel heb Ik geschapen alleen voor U’. Dit besef ik goed, Heer, dat mijn zuchten en mijn wenen uw Hart raken. Hoewel serafijnen in de hemel U omringen, bedelt U om mijn liefde. U wil mijn hart, Jezus, ik geef het U. Al mijn verlangens vertrouw ik U toe. En hen die ik liefheb, o mijn Bruidegom en Koning, wil ik enkel nog beminnen uit liefde voor U.       

3. Er is een vreugde die nooit voorbijgaat, die mij toelacht, elke dag. Die vreugde maakt mij diep gelukkig. Zij bestaat erin het lijden lief te hebben, ik glimlach terwijl ik ween. Ik aanvaard met dankbaarheid de rozen, ook al doen de doornen mij pijn. Wanneer de blauwe hemel zich voor mijn oog verbergt, is het mijn vreugde in de schaduw te blijven, mij klein te maken. O Jezus, mijn enige Liefde, Uw heilige wil, dat is mijn vreugde. Daarom ben ik nooit bang, ik hou evenveel van de nacht als van de dag.   

4.  Mijn vreugde bestaat erin om klein te blijven, ook als ik val onderweg. Dan kan ik mij vlug weer oprichten en U, Jezus, neemt mij bij de hand. Dan overlaad ik U met liefkozingen en zeg ik U dat U alles voor mij bent, ook als U zich voor mijn geloof verbergt. (Als ik soms tranen stort is het mijn vreugde die goed te verbergen. Och, het lijden heeft zijn eigen charmes, wanneer men ze met bloemen kan versluieren!) Ik wil lijden zonder er over te spreken opdat U getroost zou zijn. Mijn vreugde bestaat erin onophoudend te strijden om uitverkorenen te verwekken voor Uw Liefde. 

Uit het gedicht: Tot het heilig Hart van Jezus. Trek mij in de brand van uw liefde, maak mij zo innig één met U dat U nog slechts leeft en handelt in mij.